Waarom niet innovatief met de energietransitie omgaan?

Met de uitvoering van de Green Deal loopt het niet vlekkeloos. Nederland moet van het gas af en de gemeenten moeten dat regelen, In veel gemeenten steigeren bewoners tegen de aanwijzing van hun wijk als pilot. Vreemd? Nee, niet als je de aanpak van die gemeenten tegen het licht houdt. Die is te omschrijven als dirigistisch en weinig innovatief.

De aangekondigde energietransitie leidt tot de nodige rumoer. Logisch, het raakt vrijwel elk huishouden. Zo niet in de portemonnee, dan wel in het dagelijkse leven. We moeten vóór 2050 met z’n allen van het gas af. En dat vraagt veel van iedereen, zowel mentaal als praktisch.

Het is niet gek dat mensen gaan steigeren als ze het gevoel krijgen op een stuurloos schip geplaatst te worden zonder adequate informatie over de koers die gevaren moet worden. Het is niet vreemd dat mensen de hakken in het zand steken als ze geconfronteerd worden met oekazes zonder dat zij enige invloed op de plannen hebben gehad. Zou het anders kunnen? Ja, natuurlijk kan het anders. Innovatief en verbindend tegelijk.

De start: hoe kan het ook anders?

Laten we eens beginnen bij het bestuurlijke traject, oftewel de start. In maart 2017 tekent toenmalig minister Kamp van Economische Zaken samen met 31 gemeenten, 12 provinciën, 5 netbeheerders en VNG een Green Deal die gemeenten in staat stelt om woningen op een andere manier te laten verwarmen dan met aardgas.

Vervolgens is men voortvarend te werk gegaan, wat inhoudt dat in veel van die 31 gemeenten een (bestaande) wijk is aangewezen die aardgasvrij gemaakt moet worden. Let wel: aangewezen. Een proeflocatie met de bewoners als proefkonijnen.

 

Een dergelijke start in de gemeente is nergens voor nodig, juist omdat er zoveel onzekerheden zijn, onder meer over de financiële kant van de zaak (hoeveel gaat het allemaal kosten, wie betaalt wat, zijn er aanvullende geldstromen aan te boren, etc). Maar ook over de alternatieve mogelijkheden is (nog) weinig bekend bij de mensen die het aangaat. En dat terwijl de beoogde transitie tot in de veiligheid van de eigen huiskamer doordringt.

 

Laten we eens terug gaan naar die 31 gemeenten nadat ze die Green Deal hebben getekend. In plaats van een pilotwijk aan te wijzen doen ze er verstandiger aan om een lijstje met criteria op te stellen waaraan een pilotwijk moet voldoen. Daar kunnen criteria op staan zoals de vervangingsnoodzaak van bestaande gasleidingen, geplande nieuwbouw, de verhouding sociale woningbouw/koophuizen, om maar een paar voorbeelden te noemen.

Dan volgt de tweede stap: met het lijstje criteria de wijken in om samen met de bewoners na te gaan: past de wijk binnen deze set van criteria? Hoe denken de bewoners daarover? Welke vragen of voorwaarden stellen zij? Zo zijn er natuurlijk huiseigenaren met een oude CV-ketel die aan vervanging toe is. Moeten ze dat wel of niet doen? Is er een tussenoplossing denkbaar?

De derde stap is weer voor het ambtelijk apparaat: het opstellen van een shortlist van mogelijke wijken met (rand)voorwaarden.

Tenslotte moet de gemeenteraad beslissen welke wijk op de shortlist in aanmerking komt voor de pilot.

 

Dit traject vereist het nodige handwerk dat niet door één enkele ambtenaar kan worden aangepakt. Verstandig is om een regie- of transitieteam samen te stellen waarin diverse disciplines vertegenwoordigd zijn (ruimtelijke ordening, vastgoed, wijkbeheer, communicatie e.d.). Voornaamste opdracht aan dit team: het realiseren van de transitie met zoveel mogelijk maatwerk tegen zo laag mogelijke kosten.

 

Dit team moet van meet af aan kunnen klankborden en samenwerken met een stuurgroep. Deze zal in eerste instantie bestaan uit experts (energie, financiën, bouwen, etc.), en zodra de pilotwijk is uitgekozen, ook uit bewoners. Daarbij gaat het zowel om huiseigenaren als bewoners van huurwoningen.

 

Nadat de pilotwijk is gekozen is het eerste wat op tafel moet komen een creatief Plan van Aanpak. Hoofdstuk 1 daarin is gewijd aan de inventarisatie. Die inventarisatie kent twee clusters.

De eerste cluster is om binnen de wijk na te gaan wat er op huisnummer niveau nodig is voor de transitie. Dat betekent de wijk in en bij iedereen aanbellen en het gesprek aangaan. Dan gaat het om zaken als mogelijke maatregelen voor isolatie met evt. noodzakelijke aanpassing voor ventilatie, het alternatief voor de CV-ketel (bv warmtepomp), mogelijke vervanging van radiatoren, vervanging gasfornuis, mogelijkheden voor zonnepanelen en dergelijke. Elk huis is verschillend, elk huis vraagt daarom om maatwerk. Zo is een woning met alleen dakruimte op het noorden niet geschikt voor het plaatsen van zonnepanelen. En in sommige huishoudens wordt wellicht al gekookt op inductie kookplaten dus hoeft er helemaal geen gasfornuis vervangen te worden.

Alleen met maatwerk is een goede kosten en opbrengsten raming – zowel op micro als op meso niveau –  te maken die noodzakelijk is voor verdere besluitvorming.

 

De tweede cluster binnen de inventarisatie is gericht op de mogelijkheden van collectieve voorzieningen in de wijk. Deze zullen vooral zijn gericht op het duurzaam opwekken van energie. Zijn er mogelijkheden van geothermische bronnen? Kunnen er windmolens geplaatst worden? Is er een mogelijkheid voor de opzet van een zonnepark? Is het wenselijk dat er energie wordt opgeslagen, bijvoorbeeld in accu’s of waterstof? Welke combinaties zijn mogelijk? En ook hier: wat zijn de kosten en de baten? Hier leunt het transitieteam op wat men in de literatuur ‘open source innovation’ noemen: door alle belanghebbenden en experts te vragen naar oplossingen is de kans groot dat er innovatieve zaken worden aangedragen die nooit op tafel waren gekomen zonder deze consultatie en participatie.

 

Het is vervolgens aan het regie- of transitieteam om de keuze voor te bereiden. Vooral wat betreft voorgestelde collectieve voorzieningen zal bestuurlijke instemming noodzakelijk zijn hetgeen betekent dat B&W en de raad daarover gaan.

Maar ook waar het gaat om het maatwerk op huisnummer niveau is de nodige bestuurlijke besluitvorming aan de orde. Kunnen er (gemeentelijke) subsidies  worden verstrekt?

 

De verdere uitvoering, oftewel: de volgende hoofdstukken van het plan van aanpak, zijn uiteraard helemaal afhankelijk van de inventarisatie, de kwaliteit en haalbaarheid van voorgestelde oplossingen en de daaropvolgende besluitvorming. Maar als het denkwerk goed is verricht, als het eerste hoofdstuk goed is afgesloten, dan is het net als de geboorte van een kind: als het hoofdje er eenmaal uit is floept de rest er als vanzelf uit, tenzij er sprake is van een bijzondere of onvoorziene omstandigheid.

 

Hoe innovatief is het bovenstaande?

Op het eerste gezicht wellicht niet eens zoveel, maar schijn bedriegt. Het innovatieve is vooral gelegen in de verbindende manier van aanpak die kenmerkend is voor een proces van open innovatie. Het gaat om het bij elkaar brengen van experts en belangen. Door hun onderlinge communicatie zullen er combinaties ontstaan die uniek zijn, zowel in de collectieve voorzieningen als in de individuele oplossingen op huisnummer niveau.